Value@Stake staat toezichthouders en commissarissen bij in hun voorbereiding op essentiële momenten in de life cycle van ondernemingen en organisaties en de mission-critical communications die daarbij horen. Een goede voorbereiding is cruciaal. Misschien nog wel belangrijker is het zelfinzicht waarover een toezichthouder moet beschikken: is toezichthouden wel voor mij weggelegd?
Enige tijd geleden was ik bij een bijeenkomst waar over toezichthouden anno nu werd gesproken en dan vooral over de vragen: hoe word je het, hoe doe je en het en welke opleidingen zijn er in de markt? Boeiende bijeenkomst, leuke sprekers en een sfeertje dat aangaf dat iedereen in de zaal of al een uitmuntend toezichthouder c.q. commissaris was of het anders snel zou worden. Volg een opleiding met certificaat, bij voorkeur bij diegene die op het podium zijn training staat aan te prijzen. Betaal daar grof geld voor; daarna is het nog een kwestie van het juiste netwerk en het is geregeld. Iedereen kan het en velen doen het …
Tijdens de bijeenkomst werd met geen woord gerept over Amarantis, Imtech, Meavita, ROC Leiden , enz. Cases waar toezichthouders het toch lelijk hadden laten afweten. En ik kende een aantal mensen in de zaal persoonlijk en wist één ding zeker: die moest je als een zichzelf respecterende organisatie nooit in je raad van toezicht of raad van commissarissen hebben. Niet omdat ze geen relevante opleiding hadden, maar vooral omdat ik ze nooit op een mening had kunnen betrappen, geen durf hebben en punten en komma’s leuker vinden dan de grote lijnen.
Waar gaat het om als je toezichthouder of commissaris wilt worden? Gaat het om het inschrijven bij de juiste werving- en selectiebureaus? Gaat het om het volgen van een toepasselijke opleiding? Gaat het om het hebben en inbrengen van een relevant netwerk? Wil je dat netwerk inbrengen? Wil je dat een organisatie juist jouw netwerk gebruikt waardoor je onafhankelijke toezichthoudende rol in gevaar komt? Gaat het om het kennen van de juiste boys en girls? Of gaat het om dat je vooral niet (te) lastig, (te) kritisch, (te) doortastend moet zijn?
Gisteren (8 mei 2017) verscheen in het FD een artikel over dit onderwerp. Eens te meer bleek dat het er nauwelijks om gaat dat je als commissaris over karaktereigenschappen beschikt, die ervoor zorgen dat je in tijden van nood – de organisatie is in zwaar weer aangeland en de directie weet het ook niet meer – weet wat er moet gebeuren en vervolgens dienovereenkomstig zult handelen. Dat je er niet voor terugdeinst om het feitelijke probleem te benoemen. Dat je er niet voor terugschrikt dat jij en je gezin in de eigen leefomgeving mogelijk op je rol als toezichthouder worden aangesproken; dat je kinderen op de hockeyclub er op worden nagewezen dat hun vader de oorzaak er van is dat die toffe directeur van de lokale onderneming nu werkeloos is; dat je bedreigd wordt … en dat je dat allemaal aandurft in het belang van de organisatie.
Want dáár gaat vooral het om. Om karakter. Om ruggengraat. Geschraagd door kennis en kunde die er toe doen, waardoor je als toezichthouder ervoor kunt zorgen dat organisatie en directie groeien en bloeien, ook in zware tijden. Durven issues te benoemen, er open en helder over communiceren en energiek durven in te grijpen als het er om gaat en voordat het te laat is.
In de discussie over toezichthouderschap staat het onafhankelijke en doortastende karakter van de toezichthouder of commissaris te weinig centraal. Te gemakkelijk wordt er vanuit gegaan dat iedereen het kan zijn of kan leren. Terwijl iedereen met toezichthoudersambities ernstig bij zichzelf te rade moet gaan, een kritische blik in de spiegel moet werpen en zich de vraag moet stellen: ben ík daar wel de juiste persoon voor?